1. Ijslander: De Ijslander is een paardenras uit Ijsland vallen onder de categorie gangenpaarden.
  2. KWPN: Het Koninklijk Warmbloed Paard Nederland, afgekort KWPN, is een paardenras dat speciaal gefokt wordt om te kunnen presteren in de top van de hedendaagse paardensport
  3. Gangen: Gangen zijn de verschillende tempo’s die een paard kan aannemen. De drie standaard gangen oplopend van langzaam naar snel zijn stap, draf en galop
  4. Vierkant: Een paard staat vierkant op het moment dat er vanaf de zijkant maar twee benen te zien zijn. De voor- en achterbenen staan dus recht naast elkaar.
  5. Hoefbevangenheid: door verschillende oorzaken kunnen de lamellen, waarmee het hoefbeen aan de hoefschoen vastzit, ontstoken raken. Door de ontsteking ontstaan zwelling, stuwing en ophoping van vocht, die doordat de hoefschoen een zeer harde structuur heeft, niet kan uitzetten, waardoor er enorm veel pijn ontstaat.
  6. Hoornschoen:  De hoornschoen of hoefschoen is de harde bescherming rondom de levende delen van de hoef.
  7. Waggelend: slingerend
  8. Strijken: Het paard raakt met het linkerbeen het rechterbeen ter hoogte van de kogel of kroonrand en omgekeerd.

  9. Verzenen: Zijkant en achterkant van de hoornschoen bij een paardenhoef

  10. Hazenhak: Een hazenhak is een verdikking aan de achterkant van het spronggewricht

  11. Spat: Spat is osteo-artrose van het gewricht in de sprong van het paard. Doordat er vaak extra bot en kraakbeen aangemaakt wordt bij osteo-artrose kan het gewricht minder soepel bewegen.

  12. Verzamelen: Met het verzamelen van een paard wordt bedoeld dat het paard zijn achterbenen goed onder zijn kruis zet.

  13. FEIF: FEIF is de internationale bond voor ijslandse paarden. Zij houden zich bezig met het wedstrijdreglement voor de Ijslandersport. Zij sponsoren ook voor onderzoeken die te maken hebben met Ijslanders.

  14. Aanspringen: Aanspringen is een term die in de paardensport wordt gebruikt en betekent dat een paard een overgang vanuit een andere gang maakt naar galop. Een paard kan vanuit draf “aanspringen” in galop.

  15. Chromosomenpaar: Een chromosomenpaar zijn twee chromosomen met hetzelfde nummer. De ene komt van de vader en de ander komt van de moeder. Dat zorgt voor verschillen in bouw en gedrag.

  16. Stopcodon: Een vaste code van drie basen die zorgt dat het maken van de reeks aminozuren stopt en het eiwit klaar is om gebruikt te worden.

  17. Motief: Een motief (of structuurmotief) verwijst naar een kort deel in een aminozuursequentie dat is grote getale voorkomt in verschillende eiwitten.

  18. Viergangers: Viergangers zijn paarden (in deze context Ijslanders) die de beschikking hebben over vier gangen. De stap, draf, galop en tölt.

  19. Vijfgangers: Vijfgangers zijn paarden (in deze context Ijslanders) die de beschikking hebben over vijf gangen. De stap, draf, galop, tölt en telgang.