Evolutie van het paard en het IJslandse paard

Voordat we überhaupt kunnen kijken waarom en hoe sommige paarden meer of minder kunnen dan andere paarden, moeten we eerst weten waarom en hoe het paard van tegenwoordig er zo uitziet en waar het helemaal vandaan is gekomen. In dit hoofdstuk gaan wij dus kijken hoe de voorouders van de paarden eruit zagen en wat er veranderd is tot het het uiterlijk heeft gekregen van het paard van tegenwoordig, waren die veranderingen noodzakelijk om in leven te blijven?
Verder kijken we ook nog hoe en wanneer IJslanders naar IJsland zijn gekomen.

Evolutie van het paard

Door de grote vondst aan fossielen is er veel bekend over de evolutie van het paard. Wij kunnen zelfs 55 miljoen jaar terug kijken en zien hoe het paard grote veranderingen heeft ondergaan tot hoe het paard er vandaag de dag uitziet. Van het bosdier van vroeger tot de topsporters van vandaag. De evolutie van het paard vond voor het grootste deel in Noord-Amerika plaats. Daar vandaan zijn de dieren een aantal keer naar Azië, Afrika en europa gegaan en twee keer naar Zuid-Amerika.

Om in die verschillende omgevingen te kunnen leven moest het paard zich aanpassen. Dat bracht veranderingen met zich mee, het paard ging zich steeds specialiseren. Die veranderingen zorgde ervoor dat het paard een grotere overlevingskans kreeg in een nieuw en ander leefomgeving en klimaat. De veranderingen zijn in een aantal fasen te verdelen. Elke fase verder begint het paard steeds een stukje meer te lijken op het paard zoals we dat op de dag van vandaag kennen.

 

Eerste fase

Het dier dat waarschijnlijk aan de basis stond van het paard van vandaag is de Hyracotherium, ook wel Eohippus genoemd. De Eohippus gaat het verst terug in de tijd, namelijk 55 tot 50 miljoen jaar terug. De Eohippus wordt als de oudste voorouder van het paard beschouwd.

De Eohippus en het paard van tegenwoordig hebben echter weinig overeenkomsten in hun uiterlijk of gedrag.

Het dier was 25 tot 40 centimeter en leek ongeveer op een vos en een hond. De Eohippus leefde in subtropische bossen, daarom werden ze ook wel een bosdieren genoemd. Het had al een lange weg afgelegd vanaf een ongespecialiseerd, algemeen zoogdier tot aan het dier wat het toen was.

Het lichaam van het diertje was relatief klein in verhouding tot de ledematen. Alle botten die belangrijk waren, zaten los van elkaar. De poten waren hierdoor flexibel en draaibaar. De pols- en enkelgewrichten zaten laag bij de grond. Net als een hond had de Eohippus kussentjes onder zijn voeten, maar de Eohippus had hoefachtige nagels in plaats van klauwen. Hij had vijf tenen aan zijn voorvoeten waarvan vier voorzien waren van hoefachtige nagels, de duim raakte de grond niet. Ook had hij vijf tenen aan zijn achterpoten, hier had hij drie tenen met hoefachtige nagels en de buitenste twee tenen, die de grond niet raakten, hadden dat niet.

De kop van de Eohippus was relatief kort en hij had een elastisch gebogen rug. Het was een wendbaar dier. Het gebit van de Eohippus was dat van een omnivoor, namelijk drie snijtanden, één hoektand, vier valse en drie echte kiezen aan elke kant van de kaak. Om blad en fruit te kunnen eten werden de knobbelkiezen gebruikt. De knobbels van de kiezen waren verbonden in lage richels. Uit dit gebit kun je zien dat de Eohippus voornamelijk van bladeren en bessen uit het bos leefde, dit is ook bevestigd bij een onderzoek naar een fossiel van 50 miljoen jaar oud waarvan de maaginhoud is onderzocht. Het was dus een blad etend dier.[1,2,3]

De Eohippus heeft 20 miljoen jaar geleefd en die tijd ging hij steeds meer bladeren eten en minder vruchten. Het gebit veranderde hierdoor mee, verder waren er weinig veranderingen.[3]

 

Tweede fase

Ongeveer 45 miljoen jaar geleden ontstond de Orohippus vanuit de Eohippus, door een geleidelijke reeks aan veranderingen. De Orohippus leek ook op een vos en een hond. Dit dier was echter iets groter dan de Eohippus en had daarbij ook een langere kop, een slanker lichaam, slankere voorpoten en langere achterpoten. Hierdoor was het een goede springer. Wel hadden de poten nog kussentjes onder de voeten alleen ontbraken de buitenste tenen. De Orohippus had aan zijn voorvoeten vier tenen en aan zijn achtervoeten drie tenen. Terwijl de Eohippus juist vijf tenen had aan zijn voor- en achtervoeten. De grootste verandering tussen de Eohippus en de Orohippus is het gebit, de eerste valse kies was kleiner geworden en de laatste werd een gewone kies. Ook waren de richels hoger geworden.

Beide veranderingen aan het gebit duidt erop dat de Orohippus vezeliger kon eten.[3]

 

Derde fase

Ongeveer 40 miljoen jaar geleden verschenen de eerste grassen in Noord-Amerika doordat het klimaat droger werd. Bossen veranderde in graslanden met struiken, zoals steppe of prairies. In reactie op de veranderingen in de omgeving, veranderde de paarden die toenmalig leefde.[3]

De dieren werden groter en kregen langere poten. De langere poten hebben waarschijnlijk geleid tot een ruimere gang, waardoor ze met een hogere snelheid konden voortbewegen. Die snelheid was toen ook nodig om op de grote open vlaktes aan roofdieren te kunnen ontsnappen.[2] De schedel van het dier was ook groter geworden, de ogen stonden meer aan de zijkant, deze veranderingen zorgden voor een beter zich opzij. Al deze aspecten wijzen op het vluchtgedrag van het paard.

De dieren moesten harder plantenmaterialen, hardere bladeren en gras eten, waardoor hun kiezen harder waren geworden. De laatste twee valse kiezen hadden dezelfde vorm gekregen als de echte kiezen.[3,4]

Rond 37 miljoen jaar geleden leefden de Mesohippus. Ze leefden in grote aantallen op de prairies. De Mesohippus was zo groot als een geit, ongeveer 60 centimeter. Zijn rug was rechter en zijn kop, snuit en hals waren langer geworden. Zowel voor als achter liep de Mesohippus op drie tenen, de eerste en de vijfde teen waren nog aanwezig maar werden niet gebruikt om op te staan of mee te lopen. Geleidelijk aan werd het middenhandsbeentje van de derde teen sterker en groeide het uit tot pijpbeen en kootbeen, met aan het uiteinde een hoefachtige nagel die groot genoeg was om gewicht mee te dragen en de voet te beschermen. De vierde teen aan de voorvoeten verdween.

De Mesohippus was een beweeglijk dier als je oordeelt en kijkt naar zijn lange en slanke ledematen.[2,3]

 

Op bovenstaande plaatje zie je de hoogte van het paard, een voorvoet en een kies.

De middelste teen is groter dan de andere twee tenen.

Vierde fase

De Miohippus ontstond ongeveer 28 miljoen jaar geleden. Tussen het ontstaan van de Mesohippus en de Miohippus zat ongeveer 4 miljoen jaar. De Miohippus was groter dan de Mesohippus en zijn kop was ook langer. De enkelgewrichten waren enigszins veranderd. Aan de droge open oppervlaktes en graslanden had de Miohippus zich al meer aangepast. De Miohippus had meer ribbels op zijn kiezen waardoor hij in staat was om grotere hoeveelheden grassoorten te vermalen en verteren. Echter kon de Miohippus nog niet overleven van alleen grazen doordat er aan het verteringsstelsel en het gebit nog verdere ontwikkelingen nodig waren.[1,3] De mogelijkheid tot migratie kwam nadat het klimaat wereldwijd kouder werd, hierdoor ontstonden er nog meer graslanden. Die graslanden kwamen beschikbaar door het dalen van de zeespiegel.[1]

Er waren veel soorten Miohippus. Sommige gingen terug naar het bos, zij hadden weer 3 goed ontwikkelde tenen waarop ze liepen. Andere bleven op de prairies, zij hadden alleen een goed ontwikkelde middelste teen.

Vanuit de Miohippus ontstonden 3 lijnen, zie afbeelding hiernaast:

  • drie-tenige bosbewonende (Anchiterium) met later o.a. Megahippus, een voor zijn tijd zwaar en groot paard van 300 kilo, deze dieren bleven hun dieet van bladeren en knoppen trouw,
  • kleine, "pygmee" paarden (stierven snel uit),
  • grasetende steppe wonende paarden, waaruit uiteindelijk het moderne paard is ontstaan.

10 tot 15 miljoen jaar lang leefden de bladetende en de grasetende diersoorten naast elkaar. Dit stopte echter toen de bladetende in een relatief korte tijd uit waren gestorven en er veel soorten grazende paarden ontstonden.

De grootste veranderingen zijn te zien in de derde lijn. De kiezen waren hoger en het hardere materialen konden beter vermalen worden doordat er richels ontstonden. De kiezen kregen ook een harde cementlaag. Het dier werd in zijn geheel groter, zijn lichaamsgrootte, zijn pootlengtes en schedellengte namen allemaal toe. De beenderen van de poten groeiden ook naar elkaar toe. De dieren stonden rechter op hun poten omdat ze meer op de teen punten en hoeven gingen staan. Hierdoor waren de dieren meer geschikt om op harde bodems te rennen en de flexibiliteit en draaibaarheid werd minder.[3]

 

Vijfde fase

In Noord-Amerika ontwikkelde de paardachtige zich verder terwijl alle paardachtigen in Europa uitstierven. Ongeveer 25 miljoen jaar geleden ontstond de Merychippus.[1]

Deze voorouder had een stokmaat van 90 tot 100 centimeter en was de eerste die zich sterk ging aanpassen aan een andere leefomgeving. Hiervan is de sterk ontwikkelde middelste teen een voorbeeld.

De Merychippus had nog steeds 3 tenen maar de middelste teen was zo sterk ontwikkeld dat de andere 2 tenen de grond niet raakte, de 2 andere tenen diende misschien als ondersteuning en waarschijnlijk raakte die alleen de grond tijdens het rennen. De hersenen waren groter geworden en de ogen lagen nog meer naar achteren.[3]

De Merychippus had een lange, vlakke rug en een hoofd die zwaar gebouwd was. De tanden hadden een vegroot kauwoppervlakte doordat de verlengde kronen groter waren geworden. De Merychippus was in staat om effectiever grasachtige planten te vermalen doordat de mond ook de beschikking kreeg over een nieuw bindweefsel. Uit deze bevindingen kon men concluderen dat de Merychippus populatie zich meer naar grasland had bewogen en dus de beschermde leefomgeving van de bossen had verlaten. De overgang van bladeren eten naar een grasetend paard was hierbij compleet. De Merychippus had zich op een andere manier ook aangepast aan zijn nieuwe leefomgeving, namelijk psychologisch en op het gebied van gedrag. Hier is de verandering in de samenstelling van de groepen een voorbeeld van. Aangezien het dier kwetsbaarder voor roofdieren werd, door op open grasvlaktes te leven, verhoogden de Merychippus hun overlevingskansen door in grote groepen (kuddes) te leven.[1,4]

 

Zesde fase

Veel soorten paardachtigen evolueerden, sommige leefden tegelijkertijd, anderen stierven uit en maakten plaats voor betere aangepaste paardachtigen. Eén ontwikkeling groeide snel door, de paardachtigen die op open grasland leefden. Zij werden steeds groter en sneller.[2]

 

In Noord-Amerika is een compleet bewaard skelet gevonden van de Hipparion. Het laat een dier zien dat ongeveer even groot is als een kleine pony en zo slank is als een antilope. Het dier had zich aangepast aan het leven op de open graslanden en prairies. De Hipparion, had aan zijn slanke poten, 3 tenen met hoefachtige nagels waarvan de 2 buitenste tenen de grond niet raakten.[3]

 

Skelet (de tenen staan niet recht op de grond)

Zevende fase

Ongeveer 12 miljoen jaar geleden ontstonden de Pliohippus. De Pliohippus had ongeveer het formaat van een ezel en was een graseter. De Pliohippus was door afname van de zijtenen naar het been de eerste paardachtige die een eenhoevige voet had. De middelste teen werd geleidelijk aan steeds sterker en groter, de andere tenen verloren hun functie en begonnen het paard bij hogere snelheden te hinderen. Bij het moderne paard zijn restanten van de tweede en vierde teen te zien als de griffelbeentjes op de enige overgebleven teen. Ze spelen nog een belangrijke rol bij de ondersteuning van het gewricht.[2,3]


De Pliohippus was ongeveer 122 centimeter. De Pliohippus was een snelvoetig steppedier door zijn lange en slanke benen. Zijn nek was lang en stevig. Hij had sterk gekromde kiezen.

Het uiterlijk van de Pliohippus begon aan het einde van zijn ontwikkeling steeds meer overeenkomsten te vertonen met het paard zoals wij hem vandaag de dag kennen. De Pliohippus was de voorvader van de zebra en de ezel.[1,4]

 

Achtste fase

De volgende fase was de Equus. De eerste Equus waren de zebra- en ezelachtige hoefdieren, zij verschenen ongeveer 3,5 miljoen jaar geleden. Na een ijstijd 2,6 miljoen geleden gingen de dieren zich vanuit Noord Amerika verspreiden naar andere continenten. De paarden die in Noord Amerika waren gebleven stierven 12.000 jaar geleden uit, dit was ongeveer tegelijk met andere grote dieren

zoals de mammoet, de wolharige neushoorn en de grondluiaard.[2,3]

 

Mammoet                                                                Wolharige neushoorn                                                          Grondluiaard

 

Het uitsterven kan verklaard worden door het stijgen van de temperatuur op aarde, hierdoor kwamen er grassen met meer kiezel, grof zand, en minder eetbare vegetatie waardoor de kiezen sneller afsleten en de dieren minder oud werden en minder nakomelingen konden krijgen. Het uitsterven van de dieren kan ook worden verklaard door de mens die op die dieren ging jagen voor voedsel en kleding.

Uiteindelijk ging de mens de paarden trainen om ze te gebruiken op het land en als vervoer. Ze gingen de paarden fokken om betere paarden te krijgen en door het fokken van de paarden is de evolutie in een stroomversnelling gekomen. [3,4]

 

Zo heb je een Arabier wat door velen als het mooiste ras beschouwd wordt.

De Lipizzaner wordt gebruikt in de beroemde Spaanse Rijschool in Wenen.

Een bekend Nederlands ras is het Friese paard.

Onder belgische rassen vinden we het Belgisch trekpaard, een groot en indrukwekkend trekpaard dat zeer geschikt was voor zware arbeid. Deze trekpaarden werden vooral gebruikt in de landbouw.[4]

 

De familie Equus heeft op dit moment slechts een aantal soorten: paard, przewalski, ezel, zebra, onager, kulan en kiang. Al deze paardachtigen zijn perfect aangepast aan een arm en vezelrijk dieet en hebben hoeven die de voet de perfecte bescherming geven tegen de extreme omstandigheden waaronder deze dieren in het wild leven.[2]

 

Belang hedendaagse paard

De manier waarop paarden tegenwoordig gehouden worden, verschilt aanzienlijk met de manier waarop paarden miljoenen jaren geleden leefden. Dit toont aan dat paarden een groot aanpassingsvermogen hebben. Sinds de domesticatie zijn de paarden zich gaan aanpassen aan de mens. Waar de mens echter aan moet denken is de geschiedenis/natuurlijke omstandigheden van het paard.

Van oorsprong zijn paarden steppedieren, ze leven in groepsverband. Zij zijn in staat om lage temperaturen en hoge temperatuurschommelingen te verdragen. De paarden eten soms wel 16 uur per dag kleine beetjes door het beperkte voedselaanbod op de steppen en ze lopen tussen de 5 en de 10 kilometer.[1]

Al deze kenmerken zijn nog terug te zien in de paarden die nu nog in het wild leven.

De huisvesting van het paard dient zoveel mogelijk overeenkomsten te hebben met wat bij het paard de belangrijkste behoeften zijn, wat de wilde paarden dus tonen.

  • Het paard heeft behoefte aan sociaal contact met andere paarden, dit komt doordat het paard een groepsdier is.[1]
  • Het paard moet voldoende beweging krijgen op een dag, dit is omdat het paard gewend is vele kilometers af te leggen op een dag. Genoeg beweging zorgt ook voor een efficiëntere werking van het maagdarmstelsel.[1]
  • Het maagdarmstelsel is ingesteld op kleine porties eten verdeeld over een dag. Als het paard dus langere tijd geen ruwvoer krijgt, gaat de productie van maagzuur en darmsappen wel gewoon door. Deze sappen kunnen voor beschadigingen in het maagdarmstelsel zorgen.[1]

Ontwikkelingen

Alle ontwikkeling die paarden in de vorm van het lichaam hebben ondergaan op een rijtje:

 

 

1. Verandering in uiterlijk

Helaas is de afbeelding van het moderne paard hierboven vertekend, omdat het een gefokt paard betreft, maar ook het wilde paard (1,60) is groter dan Pliohippus (1,25).

De paarden evolueerden naar een dier met langere poten en een lange nek. De kop werd daarbij ook langer en slanker. De vroegere voorouders van het paard hadden langere achterbenen dan de voorbenen, dat is bij het hedendaagse paard niet meer het geval. Ook veranderde de staart van het dier, de wervels van de staart verdwenen en maakte plaats voor een staart van alleen haar. De achterhand van het paard wordt lichter, de voorhand wordt zwaarder. Het lichaam was eerst goed wendbaar maar dat is veranderd naar steeds stijver en minder wendbaar. Wel staat het paard nu rechter op zijn tenen en kan hij dus steeds harder en langer rennen en is het dus steeds meer een dier van de open vlaktes. Tegelijk met de verandering van het uiterlijk van het paard zijn er ook inwendige veranderingen geweest, zoals de toename van het volume van de maag en van de dikke en blinde darm.[1,3]

 

 

2. De tenen verdwenen, er kwamen hoeven voor in de plaats:

Bij de tenen zien we een reductie van het aantal, van vijf tenen naar één teen. De middelste teen heeft zich sterk ontwikkeld, de naast liggende tenen werden dunner en korter en sommige verdwenen zelfs. [1]

Bij het moderne paard zijn restanten van de tweede en vierde teen te zien als de griffelbeentjes op de enige overgebleven teen. Ze spelen nog een belangrijke rol bij de ondersteuning van het gewricht. De voeten worden minder wendbaar. De kussens onder de voeten worden eerst vervangen door hoeven, en later is er nog één hoef. De tenen komen steeds rechter op de grond te staan.[3,5]

 

 

3. De schedel en de hersenen:

De schedels werden groter, langer, slanker en lager. De schedel van de Eohippus lijkt op die van een hond, die van de Merychippus en de Pliohippus zijn kort en gedrongen en lijken in silhouet op een varken. De onderkaak wordt sterker en de ogen kwamen steeds meer achteraan te liggen. Verder waren er ook nog ontwikkeling in de hersenen van de dieren: vooral het deel met betrekking tot leren en het verwerken van informatie ontwikkelde en specialiseerde zich. Ontwikkeling van regio’s van de neocortex (jongste deel van de grote hersenen) in de hersenen die in contact staat met het verwerken van impulsen vanuit de mond en lip, hierdoor is selectiever grazen mogelijk.[1,3]

 

4. Het gebit:

Het gebit van het paard heeft grote ontwikkelingen ondergaan. Het oorspronkelijke omnivore gebit met lage knobbelkiezen veranderde geleidelijk in het graseter gebit met maalkiezen. De kiezen werden lang (tot 10 cm), min of meer kubusvormig, met een vlakke bovenkant met richels en ze werden door een cementlaag harder, geschikt om het kiezelhoudende gras te eten. De snijtanden werden groter en beitelvormig en staan rechter op elkaar. De hoektand is verdwenen of klein geworden. Vanaf Eohippus met 3 snijtanden, 1 hoektand, 4 valse kiezen en 3 ware kiezen aan elke kant van de kaak werd het aantal gereduceerd tot 3 snijtanden, soms een kleine hoektand en 3 kiezen per kaakhelft bij Equus. Van een vegetarische alleseter ontwikkelde het paard zich door het selectief eten van bladeren en knoppen tot een graseter.[3]

 

5. Verschuiving van het lichaamsmassa:

Van de lichaamsmassa is een langzame verschuiving te zien naar voren. De achterbenen, die eerst langer waren, worden korter, de wervels van de staart verdwijnen, de voorhand wordt zwaarder en de kop wordt groter. Dit allemaal gaat samen met een verandering van het dieet naar slechter verteerbaar voedsel, hierdoor is het paard fysiologisch meer georiënteerd op zijn stofwisseling, die zit achter in de dikke darm.[3]

Korte samenvatting evolutie

In de 50 miljoen jaar dat de evolutie van het paard ontwikkelde zien we dat het paard van een bosdier naar een die dat op de open vlaktes leefde tot het uiteindelijke paard dat het vandaag is, het dier ging zich dus steeds meer specialiseren.

Het specialiseren ging echter niet in een recht lijn. De stamboom van de paarden is een rijk vertakt geheel met vele verschillende soorten blad- en graseters, bos- en steppebewoners en drie- en eenteninge dieren. Sommige soorten lijken er meteen te zijn en blijven miljoenen jaren stabiel leven, geleidelijke veranderingen worden niet waargenomen. Verschillende soorten komen naast elkaar voor, om dan in een korte tijd uit te sterven. Naar de oorzaken van het uitsterven en het ontstaan van soorten kan men slechts gissen.[3]

De meeste tijd is het paard een drietenig dier geweest. In de tijd dat er veel paarden waren, liepen sommige soorten op drie tenen en anderen liepen juist op twee. De drietenige stierven uit en pas na de Merychippus hadden de paarden nog maar een teen. De paarden gingen na deze bloeitijd nog verder met hun specialisatie door.[3]

Evolutie van het IJslandse paard

De IJslander is een afstammeling van de paarden die naar IJsland zijn gebracht door de Vikingen tijdens de nederzetting in de periode 874-930. Vanaf toen is de geschiedenis van het paard een onderdeel geworden van de IJslandse geschiedenis. Door de eeuwen heen was het paard een middel van vervoer in een land zonder wegen, samen met het te voet reizen en het overbruggen van de anders onbegaanbare rivieren. Het Ijslandse paard werd nooit op grote schaal gebruikt als trekpaard, het werd voornamelijk gebruikt voor het rijden en als een roedeldier. Het was een uitstekend werkpaard wat zodanig van essentieel belang was bij het leveren van voedsel, beide op de boerderij en aan de kust. Het IJslandse paard heeft daarom een ​​speciale plaats ingenomen in de IJslandse cultuur vanaf de tijd van de nederzetting tot op de dag van vandaag. [6]

Omdat het paard zo veel werd gebruikt voor paardrijden, werden goed rijgedrag, veel energie en kracht bijzonder gewaardeerd. Wat betreft de rijvaardigheid, werd een bereden paard met een goede snelheid capaciteit, lengte van pas en souplesse zeer gewaardeerd net als vlakke, gelijke en soepele gangen wenselijk waren voor lange, hele daagse reizen. Bovendien zijn de gangen van het IJslandse paard door de eeuwen heen bewaard gebleven en daarom heeft het de mogelijkheid om vandaag vijf gangen te rijden. Met de mechanisering van de landbouw en de introductie van auto's samen met de aanleg van begaanbare wegen in IJsland in de jaren 1930, werden de tijden ongunstig voor het IJslandse paard. In die tijd vreesden velen dat het paard geen doel voor de toekomst zou hebben en dat zijn geschiedenis ten einde was. Dit was echter niet het geval. Met een toename van recreatieve activiteiten vergemakkelijkte de uitstekende rijcapaciteiten van het IJslandse paard de ontwikkeling van een nieuwe traditie van vrijetijds rijden, sportwedstrijden en te paard reizen. Tegenwoordig wordt het IJslandse paard hoog gewaardeerd, zowel als een vrijetijdspaard en als een wedstrijdpaard en speelt het een belangrijke rol in het leven van duizenden mensen over de hele wereld. Het IJslandse paard is een van de belangrijkste trotsen van de IJslandse natie en een van zijn meest waardevolle bezittingen.[6]

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb