De gangen

In dit profielwerkstuk hebben we het meerdere malen over de gangen van een paard. Maar wat zijn gangen nou precies?

Gangen bij paarden kun je vergelijken met de looptempo’s van een mens of de versnellingen van een auto. Bij elke gang hoort een bepaalde snelheid en beweging. De benen worden in een vaste volgorde op de grond neergezet en die beweging herhaalt zich vervolgens de hele tijd. De gangen zijn te onderscheiden door de specifieke volgorde van het neerzetten van de benen en het tempo. In de paardensport zijn hele documenten geschreven over de gangen en hoe die uitgevoerd moeten worden. Dat wordt later in dit hoofdstuk uitgebreider besproken.

Het Ijslandse paard staat bekend als een paard met de mogelijkheid tot extra gangen. Waar de meeste paardenrassen maar over drie gangen beschikken, de stap, draf en galop, beschikken Ijslanders vaak over een vierde, de tölt, en eventueel een vijfde gang, de telgang.

Om deze gangen te begrijpen moeten we eerst kijken naar een onderscheid in de gangen.  De gangen kunnen worden ingedeeld in twee categorieën. De laterale gangen en de diagonale gangen. Tölt en telgang zijn laterale gangen en stap, draf en galop zijn diagonale gangen. Bij sommige gangen komt het echter voor dat een paar passen lateraal zijn en een paar passen diagonaal zijn zoals in de stap. Maar doordat de diagonale pas de overhand heeft in de gang hoort deze gang bij een diagonale gang. Paarden kunnen lateraal of diagonaal aangelegd zijn. Dat betekent dat een paard met laterale aanleg beter in staat is gesteld om een laterale gang (tölt of telgang) uit te voeren dan een paard met diagonale aanleg. Dit komt door de bouw van het paard. Een laterale aanleg staat vaak in verband met een compactere bouw en een aflopend kruis zoals vaak te zien is bij Ijslanders en andere gangenpaarden zoals Rocky Mountain Horses. (Zie ook het kopje kruis)

 

De Ijslander in de linker afbeelding en de Rocky Mountain in de rechter afbeelding hebben duidelijk een aflopend kruis. Vanaf de bekken loopt de kont naar beneden af tot aan de staart. Hierdoor is het paard beter in staat te verzamelen iets wat erg belangrijk is voor een goede tölt. Dit wordt later verder uitgelegd in het kopje Tölt.

De bouw bepaald dus of een paard lateraal of diagonaal is aangelegd. Dit houdt in dat het paard in staat is in meerdere gangen te lopen dan een paard met een diagonale aanleg. Laterale paarden bewegen hun benen op een andere manier dan diagonale paarden. Paarden die lateraal lopen bewegen eerst aan hun rechterkant beide benen (rechter achter- en voorbeen) voordat ze de benen aan hun linkerkant bewegen. Dit is hetzelfde wat we kunnen zien bij olifanten en kamelen. [15]

De gangen waar ze deze laterale bewegingen gebruiken zijn ook gelijk de extra gangen zoals die alleen bij gangenpaarden voorkomen. Dit zijn de tölt en de telgang. Later in dit hoofdstuk wordt uitgebreider ingegaan op deze gangen.

 

Paarden die diagonaal bewegen hebben juist het tegenovergestelde principe. Zij zetten hun benen in tegenovergestelde beweging neer. Het rechtervoorbeen wordt rond dezelfde tijd opgetild als het linkerachterbeen en vervolgens wordt het linkervoorbeen samen met het rechterachterbeen opgetild. De afbeelding hieronder laat zien hoe het bij een klein zoogdier gaat, het idee is echter precies hetzelfde maar het laat zien dat deze “gangen” niet alleen bij paarden voorkomen.  [15]

 

Het paard op deze afbeelding heeft in vergelijking tot de ijslander op het eerste plaatje een veel rondere kont. Ook ligt de kont hoger ten opzichte met de schoft als het andere paard. De rode lijn geeft de schoft aan.

Dit paard heeft dus meer een diagonale aanleg dan een laterale aanleg. Een Ijslander die een diagonale aanleg heeft hoeft niet uitgesloten te zijn van de tölt. Of een paard wel of niet lateraal kan lopen is ook een kwestie van genetica. Dat wordt later nog verder uitgelegd.

 

Bij de onderverdeling van de gangen wordt er op een paar punten gelet.

  • De takt:  Met takt wordt het ritme en de regelmaat waarmee een paard zijn benen neerzet bedoeld. Wanneer een paard een goede takt heeft zijn alle passen even groot en de tijd tussen de passen even lang. [16]
  • Regelmaat: de regelmaat van de passen valt voor een deel onder takt. Wanneer de takt goed is betekent het dat de regelmaat ook goed is. Bij regelmaat gaat het om de tijd tussen de passen en die moet gelijk zijn voor een goede regelmaat. [16]
  • Tempo: het tempo van de gang is vooral belangrijk tijdens wedstrijden. Het moet niet zo zijn dat het paard in stap bijna stilstaat. Voor elke gang is er een gemiddeld tempo wat aangehouden moet worden. Tijdens wedstrijden wordt dit niet nauwkeurig gemeten, het tempo verschilt per paard. Een groot paard loopt met 5 kilometer per uur erg langzaam terwijl dat voor een kleine pony een goede snelheid is. [16]

Elke gang heeft zijn eigen gemiddelde snelheid. Zo is stap langzamer dan galop en telgang sneller dan tölt. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de gemiddelde snelheden per gang. [16]

Gang arbeidstempo Verzameld tempo Middentempo
Stap 6 km/u 3,2 km/u 7,2 km/u
Draf 12,3 km/u 6 km/u 18 km/u
Galop 17,4 km/u 12 km/u 28 km/u

Met arbeidstempo wordt het normale tempo van een paard bedoeld.

Het verzamelde tempo en het middentempo zijn begrippen die in de dressuursport van belang zijn. Wanneer er een wedstrijd wordt gereden zijn er oefeningen waar paarden een middendraf of een middenstap moeten vertonen. Dat houdt dan in dat het paard sneller moet lopen in dezelfde gang zonder in een andere gang te vallen. Er wordt bijvoorbeeld een middendraf gevraagd.

In de tabel is te zien dat het gemiddelde tempo van een middendraf 18 km/u is. De gemiddelde snelheid van de galop in arbeidstempo is echter 17,4 km/u.

Veel paarden zijn geneigd om van draf naar galop over te gaan terwijl het juist de bedoeling is om harder te draven. In de dressuursport wil men bij een middendraf een uitgestrekte draf zien. Dat houdt in dat het paard, zoals in bovenstaande afbeelding, zijn lichaam strekt. In de natuur of los op de wei zullen weinig paarden een middentempo uitvoeren. In de galop komt het nog wel eens voor dat paarden een middentempo uitvoeren. Dit kan gebeuren tijdens het vluchten of wanneer een paard enthousiast is.

Het verzamelde tempo is ongeveer hetzelfde als het middentempo alleen dan omgekeerd. In plaats van een sneller tempo is het de bedoeling dat het paard langzamer gaat lopen. Ook daarbij is het weer de kunst om het paard niet in een andere gang te laten overgaan. [16]

Filmpje over alle gangen

Stap

De stap is de eerste versnelling van het paard. Het is ook gelijk de rustigste gang. De stap is een viertakt gang wat inhoudt dat het paard zijn benen apart en onafhankelijk optilt en neerzet. Er zijn dus vier verschillende momenten in de stap. Deze vier momenten zijn ook hoorbaar tijdens het rijden. Tijdens deze gang zijn er altijd twee benen aan de grond. Dat wordt afgewisseld met drie benen. Wanneer we de volgorde van het neerzetten van de benen zouden bekijken komt daar het volgende uit: linksachter, linksvoor, rechtsachter, rechtsvoor. De stap valt onder een speciale categorie van de gangen. Het is namelijk zowel een diagonale als een laterale gang. Dat houdt dus in dat het paard op een bepaald moment rechtsvoor en linksachter op de grond heeft staan (diagonaal en te zien bij nummer 6 van onderstaande afbeelding) en linksvoor en linksachter (lateraal en te zien bij nummer 8 van onderstaande afbeelding). Dat is ook de reden dat de stap valt onder een viertakt gang. [16]

 

In de Ijslandersport worden op een wedstrijd verschillende onderdelen gereden. De onderdelen zijn geselecteerd op de gangen. Zo is er een wedstrijd waarbij de paarden alleen maar mogen tölten of alleen maar mogen stappen. Dit verschilt erg met een dressuurwedstrijd waar het gaat om het uitvoeren van verschillende oefeningen in verschillende gangen. FEIF heeft de richtlijnen voor de gangen op papier gezet en die moeten ook worden nageleefd tijdens de wedstrijden.

 

Voor de stap gelden de volgende eisen bij Ijslanders:

  • Tijdens het lopen moet het paard zich soepel bewegen en met een goede takt lopen. De passen moeten regelmatig zijn.[6]
  • Het hoofd en de nek bewegen ritmisch op en neer en er mag geen spanning in de wervelkolom bevinden. [6]

 

De volgende aspecten worden als onwenselijk beschouwd bij Ijslanders in stap:

  • Als het paard ipsilateraal stapt. Dat betekent dat het paard niet regelmatig loopt, de tijd tussen de passen is onregelmatig. De afwisseling tussen nummer 8 (bovenstaande afbeelding) en het tegenovergestelde van nummer 8 (de rechterbenen zijn aan de grond in plaats van de linkerbenen) gaat te snel waardoor het lijkt alsof er geen diagonale passen (nummer 6) meer in de stap aanwezig zijn. Dit gaat vaak gepaard met een gespannen rug en een hoofd wat niet meer ritmisch op en neer beweegt.[6]

 

De stap met hoefafdruk: [18]

Draf

De draf is de tweede versnelling van het paard. Het is, anders dan de stap, een tweetakts gang. Bij de draf houdt dat in dat er telkens een benenpaar op de grond is, afgewisseld door een zweefmoment. Het benenpaar dat op de grond staat is diagonaal. Rechtsvoor staat samen met linksachter op de grond en linksvoor staat samen met rechtsachter op de grond.[11]

De draf is een gang die bij alle rassen aanwezig is. Het wordt veel gebruikt tijdens de trainingen omdat het een gang is met een hoger tempo dan de stap waardoor de conditie sneller verbetert en wordt behouden en tegelijkertijd is het niet zo zwaar als de galop, waar een paard toch snel moe wordt. [6]

In de dressuursport wordt draf ook het meest gereden tijdens wedstrijden. Een groot aantal van de oefeningen zijn in draf en het paard kan dit langer volhouden. De draf kan met veel oefening en door het paard goed te verzamelen veranderen in piaffe of passage. Die oefeningen worden alleen in de hoogste klasse van de dressuursport gevraagd. De afbeelding hieronder laat de verschillende draf vormen zien. Piaffe wordt bijna in stilstand gereden en passage is een hele langzame draf.

Het zweefmoment dat tussen de afwisseling van het benenpaar in zit is tijdens het rijden vaak lastig. De ruiter wordt omhoog geveerd. Tijdens de draf wordt daarom lichtgereden. Lichtrijden is het op en neer bewegen tijdens de draf waarbij de ruiter gaat staan tijdens het zweefmoment en gaat zitten op het moment dat er weer benen op de grond staan. Tijdens wedstrijden in de hogere dressuurklassen is het niet meer toegestaan om te gaan lichtrijden. Daar moet de ruiter doorzitten, hij moet ook tijdens het zweefmoment blijven zitten.

 

In de Ijslandersport worden ook wedstrijden gehouden die enkel in draf gereden worden. Het gaat bij deze wedstrijden met name om de snelheid van het paard maar er wordt ook gekeken naar de uitvoering van de gang. Voor de draf heeft FEIF wederom een aantal eisen opgesteld:[6]

  • Het paard moet een gebogen nek hebben en de voorhand moet ontspannen en afgerond zijn. [6]
  • De draf moet regelmatig zijn en met ruime passen.[6]
  • De gang moet elastisch zijn en het hele lichaam moet ritmisch meebewegen.[6]
  • Bij een verzamelde draf moet het paard zijn hoofd meer omhoog richten en zijn gewicht naar de achterhand verplaatsen. De bewegingen van de twee voorbenen worden lichter doordat het gewicht meer op de achterbenen rust.[6]
  • Bij een versnelde draf verlengt het paard zijn lichaam. Het hoofd gaat wat naar beneden en de nek wordt minder rond gebogen. (Zie onderstaande afbeelding)

Fouten in de draf bij Ijslanders:

  • De draf is niet correct wanneer het benenpaar niet gelijk de grond raakt of een van de twee benen eerder weer omhoog gaat. Op dat moment spreken we van een viertakt draf. Net zoals bij de stap bewegen de benen dan onafhankelijk van elkaar en dat is niet wenselijk.[6]
  • Wanneer de draf te weinig van het zweefmoment laat zien en de benen amper van de grond komen is de draf onjuist. [6]
  • De draf is foutief op het moment dat het lichaam niet goed meebeweegt. Het paard laat wel een tweetaktgang zien alleen gebeurd dat enkel in de benen terwijl het bovenlichaam amper meebeweegt.[6]

 

Galop

De galop is de derde versnelling van het paard. Voor een groot aantal paardenrassen is dit ook de laatste gang die zij kunnen uitvoeren. Het is dan ook gelijk de snelste gang voor het paard. Hier is bij sommige paarden wel een uitzondering op, daar later meer over. De galop is een drietaktsgang en in vergelijking met de draf loopt deze gang niet symmetrisch. De galop is namelijk te onderscheiden in de linker- en rechtergalop. Welk van de twee het paard gebruikt verschilt per keer. [11,6]

 

 

Bij de linkergalop is de volgorde van de benen rechstachter, rechtsvoor samen met linksachter, linksvoor. Voordat rechtsachter weer wordt neergezet volgt eerst een zweefmoment. Bij de rechtergalop is de volgorde net andersom. De volgorde is dan linksachter, linksvoor samen met rechtsachter, rechtsvoor. Of een paard in de linker- of rechtergalop zit is te zien aan de voorbenen. Wanneer het linkerbeen als laatste wordt neergezet betekent het dat het paard in de linkergalop zit. Voor de rechtergalop geldt dat precies andersom.

 

In welke galop een paard aanspringt hangt af van het zwaartepunt van het paard. Wanneer een paard meer naar de linkerkant buigt met zijn lichaam, dan ligt zijn zwaartepunt meer naar links. Het paard kan de buiging tijdens het galopperen opvangen door in de linkergalop te gaan. Het uiteindelijke gewicht rust dan op zijn linkervoorbeen. Hetzelfde geldt voor de rechtergalop alleen dan de andere kant op.

 

De galop heeft ook meerdere varianten. In een dressuurwedstrijd is een arbeidsgalop (een normaal tempo) gewenst maar in wedstrijden op de renbaan gaan de paarden over in rengalop. Rengalop valt onder de categorie galop maar er zitten wel degelijk verschillen tussen een gewone galop en de rengalop. Rengalop is een viertakt gang. De diagonale takt die bij de gewone galop aanwezig is ontbreekt bij dit onderdeel van de galop. Doordat de diagonale takt is opgesplitst in twee lossen takten is het een viertakt gang.  

Paarden die niet door een ruiter worden aangestuurd zullen enkel rengalop vertonen wanneer ze moeten vluchten. Het kost veel energie om een stuk te rennen in dit tempo en paarden zullen dit alleen doen als ze echt in gevaar zijn.

 

 

Net zoals bij de draf zijn er ook Ijslandse wedstrijden waar alleen gekeken wordt naar de galop. Hier gaat het wederom om snelheid en hoe het paard de gang uitvoert.

Eisen in de galop bij Ijslanders:

  • Er moet een goed balans zijn en lichte, soepele bewegingen.
  • De achterhand moet wat verzameld zijn, de benen moeten goed onder de kont staan, en de nek moet een ronding hebben.
  • Het gewicht wordt naar achter geplaatst.
  • De beweging van de voorhand moet licht zijn en het paard moet duidelijk zijn voorkant omhoog bewegen ten opzichte van zijn achterkant.

 

Net zoals bij de draf zijn er ook Ijslandse wedstrijden waar alleen gekeken wordt naar de galop. Hier gaat het wederom om snelheid en hoe het paard de gang uitvoert.

 

Eisen in de galop bij Ijslanders:

  • Er moet een goed balans zijn en lichte, soepele bewegingen.
  • De achterhand moet wat verzameld zijn, de benen moeten goed onder de kont staan, en de nek moet een ronding hebben.
  • Het gewicht wordt naar achter geplaatst.
  • De beweging van de voorhand moet licht zijn en het paard moet duidelijk zijn voorkant omhoog bewegen ten opzichte van zijn achterkant.

Fouten in de galop bij Ijslanders:

  • De galop is fout wanneer de galop viertakt is in plaats van drietakt. De gang heeft nu de eigenschappen van rengalop maar zonder de snelheid die daarbij komt kijken.
  • Op het moment dat de galop ipsilateraal is kan de galop ook worden afgekeurd. Het diagonale moment in de galoppas gaat dan te snel waardoor er een laterale pas ontstaat.

 

Tölt

De tölt is een gang die niet alle paarden kunnen uitvoeren. Het is een zogenoemde “extra gang”. De tölt is voornamelijk bekend bij Ijslanders maar er zijn nog een aantal andere rassen die in staat zijn in de tölt te rijden. Voorbeelden hiervan zijn:

De bouw van deze paarden is anders dan die van een Ijslander. Ze hebben niet de gedrongen en gespierde bouw van een Ijslander maar door een verandering in de genen zijn ze toch in staat om extra gangen uit te voeren.

 

Tölt is een gang die kenmerkend is voor een gezond paard. Een gezond paard is in staat om al zijn spieren optimaal te gebruiken. Om de tölt uit te voeren moet een paard zijn rug kunnen aanspannen en de spieren in zijn kont bekken moeten sterk genoeg zijn om zijn benen onder zijn kont te zetten. Tölt wordt over het algemeen beschouwd als een recreatieve gang maar er worden ook wedstrijden mee gereden. [6]

De tölt is een symmetrische viertakt gang met een ipsilaterale beweging. Net zoals in de stap worden de benen onafhankelijk van elkaar opgetild. De beenzetting van de stap en de tölt lijken in een aantal opzichten op elkaar. Deze gang wordt daarom ook wel gezien als snelwandelen. De hoefafdrukken in de stap wisselen af van twee benen aan de grond naar drie benen en daarna weer terug naar twee benen aan de grond. Dat wordt de hele gang lang voortgezet. [18]

 

Het paard heeft telkens één been aan de grond. Daardoor is er geen zweefmoment in deze gang en de ruiter ervaart een prettige houding doordat het paard niet op en neer beweegt. Op Ijslandse wedstrijden wordt het comfort van deze gang laten zien door een ruiter een vol glas water (of bier) naar de overkant te laten brengen zonder te morsen. Het tempo van de tölt verschilt per paard. Bij een paard dat over een goede tölt beschikt kan het tempo variëren van een snelle stap tot vlotte galop. Paarden bij wie de spieren nog niet genoeg ontwikkeld zijn of bij wie de bouw niet optimaal is zal het tempo meer richting de langzame snelheid neigen. Het kost veel spierkracht om de tölt op een hoog tempo vol te houden omdat de bekken en de rug dan extra moeten aanspannen om de heupen en schouders in de goede volgorde te laten lopen.

 

In het hoofdstuk deel Anatomie (bladzijde 20, 26 en 28) is te lezen dat de bouw van de Ijslanders van invloed is op de uitvoering van de tölt. Op bovenstaande afbeelding is een Ijslander te zien die aan het tölten is. Het rechtervoorbeen staat omhoog en naar voren. Dat is belangrijk bij een goede tölt. Door de langere borst van het paard is er meer mogelijkheid tot spieropbouw en dat resulteert in de mogelijkheid om de benen zo hoog op te tillen. De bekken van het paard zijn soepel en daardoor kunnen de achterbenen makkelijker onder het lichaam van het paard gezet worden.

 

Eisen voor een goed tölt:

  • Het paard moet vloeiende bewegingen hebben tijdens het lopen. [6]
  • Het paard moet een goede balans hebben en een sterke rug en achterhand. [6]
  • De nek moet gebogen maar wel omhoog staan.[6]
  • De bewegingen in de voorhand moeten licht en soepel zijn [6]
  • De gang moet viertakt zijn [6]

 

Fouten in de tölt:

  • De tölt is verkeerd wanneer de takt niet zuiver is en de fase waar er maar één been op de grond staat te snel wordt afgewisseld door de fase waar er twee benen op de grond staat. Het begint te lijken op telgang (volgende kopje) alleen dan zonder zweefmoment. Deze vorm van tölt noemen we schweinpas. Schweinpas kan aanduiden dat een paard last heeft van zijn rug omdat hij zijn rug niet meer goed kan gebruiken waardoor hij niet kan tölten.[6]
  • Het is ook mogelijk dat de tölt te veel op draf gaat lijken. Dan is de fase waarin de benen diagonaal staan te snel afgewisseld waardoor de gang op draf lijkt. [6]

 

Telgang

De telgang is voor Ijslanders de laatste gang over welke ze kunnen beschikken. Dit wordt ook wel de vijfde gang genoemd. Ijslanders kunnen worden onderverdeeld in vier- of vijfgangers. Het paard moet over zowel de tölt als de telgang beschikken om een vijfganger te zijn. Anders valt het paard onder de categorie vierganger. De telgang komt in snelheid overeen met de galop. Paarden in telgang kunnen echter een veel hogere snelheid bereiken. Wanneer een paard alles geeft kan hij een snelheid bereiken van 45 km/u over 250 meter. Langer dan 250 meter houden de paarden dit niet vol. Na die 250 meter zwakt de telgang of en zal hij uiteindelijk weer terugvallen in galop of tölt.[19]

 

 

Telgang is niet alleen bekend bij paarden. Kamelen, olifanten en sommige honden lopen in telgang.  Bij honden is telgang echter niet gewenst. Het is een teken van kreupelheid en pijn bij de hond. In de afbeelding hieronder is te zien dat de heup van de hond buigt in plaats van strekken. De hond compenseert hierdoor de pijn is zijn rug door niet beide poten te strekken (linksvoor naar voren en linksachter naar achter) maar de achterpoot naar voren te bewegen. [20]

 

 

Telgang is een tweetakt gang, net zoals bij de draf. Het verschilt echter van de draf doordat er om en om een lateraal benenpaar op de grond staat in plaats van een diagonaal benenpaar. Het is een gang die alleen met een hoge snelheid wordt gewaardeerd. Anders wordt de gang geclassificeerd als schweinpas. Dat is niet wenselijk en op lange termijn slecht voor een paard.

 

 

Eisen voor de telgang bij Ijslanders:

  • Tijdens het rijden dient het paard zijn rug op te tillen en zijn hoofd en nek naar voren te strekken. [6]
  • De benen dienen in het zweefmoment goed gestrekt te zijn. [6]

 

Fouten in de telgang bij Ijslanders:

  • Wanneer de telgang van een tweetakt veranderd in een viertakt wordt het als een fout gezien. De tijd tussen het neerzetten van het linkervoorbeen en het linkerachterbeen is dan te lang waardoor het geen vloeiende beweging meer is. [6]
  • De telgang wordt ook afgekeurd wanneer de beweging te stijf is en de rug naar rechtst en links beweegt tijdens het lopen. Het zwaartepunt van het paard is dan niet goed.[6]

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb